Een persoonlijk en een journalistiek verhaal over seksueel misbruik in de roomse kerk
NRC Handelsblad
3 december 2010
De verontwaardiging over het seksueel misbruik in de roomse kerk heerst al jaren. Maakt men nu schoon schip, of laat men de misdaden stilletjes verjaren, vraagt journalist-schrijver Lucas Ligtenberg zich af.
Het kan niemand ontgaan zijn: de rooms-katholieke kerk is verwikkeld in misbruikschandalen in bijna elk land waar zij actief is. Over de seksuele praktijken van vooral mannelijke geestelijken in de Verenigde Staten, Australië, Canada, Ierland, Duitsland, België en Nederland zijn we hier via de media het meest uitgebreid geïnformeerd. Niet alleen kerkelijke gezagsdragers waren schuldig aan het misbruik, bijna altijd waren overheden medeplichtig doordat ze te weinig controle uitvoerden, in het verleden aangiften niet serieus genoeg namen en zich lieten overbluffen als de kerk mededeelde dat ze zelf maatregelen nam. Dat laatste gebeurde, zo blijkt uit onderzoek, nauwelijks.
De kerkelijke hiërarchie weet al decennia van het misbruik, de bisschoppen weten ervan, het Vaticaan weet ervan, maar durfde naar aanleiding van de onthullingen nog te spreken van ‘mediahysterie’. De overvloed van getuigenissen door mannen en vrouwen die als kind zijn misbruikt, de aangiftes en de daaropvolgende politieonderzoeken hebben een beeld neergezet van een organisatie die intern het probleem verdoezelde en naar buiten toe ontkende en bagatelliseerde. De jongeren die klaagden werden intimiderend bejegend, vaak niet geloofd door ouders en anderen in hun omgeving. De verhalen van de overlevenden – er zijn ook nogal wat zelfmoordgevallen bekend – zijn vaak gruwelijk en in elk geval schrijnend.
Een van die verhalen komt van Colm O’Gorman, de Ier die als puber meer dan twee jaar lang werd misbruikt door een zeer dominante plaatselijke geestelijke. Het begon in juni 1981, schrijft hij in De man die de paus aanklaagde. De priester betastte hem, masturbeerde samen met hem en verkrachtte hem. O’Gorman was doodsbang en walgde van zichzelf, maar voelde zich klem zitten tussen ontzag voor de kerk, intimidatie door de priester en gebrek aan vertrouwen in de mensen in zijn omgeving. Toen het misbruik in september 1983 stopte, vluchtte hij en leefde hij een tijdlang als dakloze.
Vertragingstactieken
O’Gorman was sterk genoeg om zijn verleden onder ogen te zien en er iets aan te doen. Hij deed in 1995 aangifte, trad naar buiten in de pers en rustte niet voor de desbetreffende geestelijke werd aangeklaagd. Andere slachtoffers meldden zich en na heel veel vertragingstactieken van de kant van de kerk kwam de zaak kwam voor. Na de eerste zittingsdag in 1999 pleegde de aangeklaagde priester zelfmoord.
O’Gorman ging door met onderzoeken, had sterke vermoedens dat het Vaticaan al tientallen jaren van het seksueel misbruik in Ierland wist, maar nooit iets had ondernomen. Bisschoppen zijn namelijk verplicht eens in de vijf jaar verslag te doen over de toestand in het bisdom, over de geestelijken en de parochianen. Inzage in die rapportage en de antwoorden van het Vaticaan zouden interessante informatie kunnen opleveren. De archieven bleven echter potdicht.
Een civiele procedure van O’Gorman tegen het Vaticaan eindigt bij de pauselijke nuntius in Ierland die volledige diplomatieke onschendbaarheid geniet. ‘Hun allesoverheersende prioriteit was het voorkomen van schandalen en het beschermen van de reputatie en gezag van de Kerk’, schrijft hij in zijn meeslepende en schokkende boek. ‘Het was zelfs belangrijker dan de veiligheid van kinderen.’ O’Gorman maakt van zijn uitstekende boek een zeer persoonlijke queeste naar gerechtigheid. Dat vereist moed en uithoudingsvermogen. De zoektocht naar gerechtigheid duurt nog voort.
Een van de fanatiekste fakkeldragers van de roomse orde van de doofpot is Joseph Ratzinger, beter bekend als paus Benedictus XVI. Toen hij nog aartsbisschop was in Duitsland (1977- 1981) liet Ratzinger een pedofiele priester zijn normale werk hervatten, waarna die zich opnieuw vergreep aan kinderen. Later was kardinaal Ratzinger prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer. Zijn taak was onder meer ‘het toedekken en bagatelliseren van het seksueel misbruik’, aldus Joep Dohmen, journalist bij NRC Handelsblad en een drijvende kracht achter hernieuwd onderzoek naar seksueel misbruik door geestelijken in Nederland.
In het goed gedocumenteerde en vlot geschreven Vrome zondaars vertelt Dohmen hoe het hier te lande zit met het seksueel misbruik en de mishandeling door priesters, broeders en zusters. Vrome zondaars blijft vrij feitelijk, maar de overvloed en diversiteit aan schokkende getuigenissen maken dit tot een overtuigend en belangrijk boek; een dergelijk boek was in Nederland nog niet verschenen. Kerkelijke ordes hielden de vuile was uit alle macht binnen. Dohmen vertelt naar aanleiding van honderden getuigenissen over een paar beruchte internaten, zoals die van de Broeders van liefde in Eindhoven, de Salesianen in ’s Heerenberg en het Canisius College in Nijmegen. Van bijna twintig andere instellingen zijn ook vreselijke verhalen bekend.
De ervaringen van de slachtoffers zijn even talloos als gruwelijk. Seksueel misbruik en machtsmisbruik gingen in de meeste gevallen hand in hand. De kinderen werden overrompeld, seksueel overweldigd en deze ongelijke strijd verloren ze bijna altijd. Jezuïet Jan Sanders was een van de ‘misbruikers’. Tientallen jongens waren zijn slachtoffers, sommigen jarenlang. Hij was intimiderend tegen zijn slachtoffers, poeslief tegen de ouders. Na ernstige beschuldigingen werd hij overgeplaatst; sancties waren er niet, aangiftes evenmin. Anno 2010 verdedigt zijn toenmalige meerdere nog steeds dat hij destijds geen aangifte heeft gedaan.
Het misbruik was gedurende jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw wijdverbreid. De ene na de andere bisschop wordt in Vrome zondaars opgevoerd in de rol van medeplichtige, ‘verdoezelaar’, huichelaar of gewoon zwijger. Wim Eijk, Jo Gijsen, Ad van Luyn en Ad Simonis: ze hadden allemaal boter op hun hoofd. Ze deden geen aangifte, maar verplaatsten de misdadige geestelijken bijna altijd zonder hen te straffen zodat ze elders nieuwe slachtoffers maakten. Belangrijke informatie over de ‘misbruikers’ hielden ze voor zich. ‘Iedereen hield zijn mond dicht. Dat moest ook van hogerhand. We hadden een spreekverbod’, aldus een betrokken geestelijke.
We zijn nu zo ver dat Wim Deetman een onderzoeksopdracht heeft om het seksueel misbruik door geestelijken in kaart te brengen. Zijn opdracht komt van dezelfde kerk die in de beklaagdenbank zit. Is dat wel zuiver?
Luwen
Beter zou zijn als Deetman en zijn commissie onafhankelijk waren. Want de volgende vraag die rijst is: kan de Kerk de resultaten naast zich neerleggen? De vraag stellen is hem beantwoorden. De publieke verontwaardiging zou even aanhouden, maar dan luwen. De Kerk is gebaat bij traineren, uitstellen en toedekken. Nu al verschuilen ordes zich achter het lopende onderzoek, vertelt Dohmen, als slachtoffers informatie willen. ‘We [willen en kunnen] niet vooruit lopen op de resultaten van het onderzoek van de commissie’, aldus een reactie. En dat duidt op nog meer uitstel terwijl de misdaden verjaren en de daders ouder worden. Slachtoffers en advocaten staan, tegen alle beloften in, bij de kloosters voor een gesloten deur. Hoezo meer medewerking? Hoezo hulp aan slachtoffers?
De Kerk van Rome heeft in alle geledingen in de eerste plaats het eigen imago voor ogen en in de tweede plaats beperking van de eigen (financiële) schade. De verontwaardiging over seksueel misbruik in de kerk is internationaal nu een jaar of twintig aan de orde en heeft de kerk ongeveer twee miljard euro gekost. Ratzinger cum suis denken in termen van eeuwen en hebben het einde van deze storm misschien al in zicht. Het heeft wat gekost, maar de RK Kerk kan wel een stootje hebben. Zij heeft nog niet de indruk gewekt dat de belangen van de slachtoffers en zuivering van de gelederen belangrijk zijn.
Bisschoppen brengen elke vijf jaar verslag uit; bij navraag bleven de archieven dicht