NRC Handelsblad
31 januari 1997
MAARTEN HUYGEN
Joep Dohmen: De Vriendenrepubliek. Limburgse Kringen. Sun, 255 blz. ƒ 34,50
In gulheid heeft Limburg altijd uitgeblonken. De Vriendenrepubliek beschrijft de excessen. Het is een neerslag van jaren speurwerk van Joep Dohmen en diens collega Henk Langenberg naar bouwschandalen voor het dagblad De Limburger.
Dohmen beschrijft hoe aannemers vakantiereizen, verbouwingen, commissies en ‘leningen’ verschaften aan politici die hen opdrachten gaven, hoe provinciale en stedelijke partijkassen van het CDA werden gespekt en de aannemers onderling opdrachten verdeelden. Bepaalde makelaars en aannemers waren namelijk altijd van geheime bestuursinformatie op de hoogte, zodat ze voor bouwgrond bestemde percelen zelf konden aankopen en met enorme winsten van de hand konden doen of precies wisten voor welk bedrag ze op bepaalde opdrachten konden inschrijven. Baggeraars kregen zo vrij spel bij de ontgrinding van gebieden rond de Maas. De omkoping reikte tot de voetbalclub MVV, de Limburgse universiteit en Den Haag met schandalen rond het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds en de failliete woningbouwcorporatie SBDI, die later fuseerde tot het nu eveneens bankroete WBL.
Dohmen en Langenberg leverden een van de meer opmerkelijke staaltjes van speurjournalistiek in Nederland, met grote maatschappelijke gevolgen. De constante stroom publicaties in De Limburger leidde tot ontslagen van burgemeesters, wethouders en hoge ambtenaren. Aanbestedingsregels werden veranderd, corruptiereglementen aangescherpt en er ontstond nieuwe rechtspraak over het recht van journalisten om bronnen geheim te houden. Het was een hele prestatie voor een lokale krant om de verhalen, die allang rondgingen, nader te onderzoeken en te publiceren. De druk van de machthebbers was groot en door de kleinschaligheid van lokale politiek was de eerbied voor de persvrijheid minder groot dan landelijk. De Limburger kampte met dure gerechtelijke procedures, waardoor de verleiding groot werd om in te binden.
Tot dan toe had De Limburger zich gehouden bij moord en doodslag en de couleur locale. Alleen het weekblad Vrij Nederland, voorganger in de Nederlandse speurjournalistiek, placht in de jaren zeventig en tachtig wel met onthullingen over Zuid-Limburg te komen. Met de eerste ABP-affaire en de parlementaire enquête naar de bouwfraude was de nationale belangstelling weliswaar gewekt maar het werk van de regionale krant gaf uiteindelijk de doorslag. Ook al gaat Dohmen soms te ver met het schetsen van de netwerken, waarbij een lidmaatschap van de Rotary of Lions op zichzelf al leidt tot medeplichtigheid zonder dat er specifieke bijeenkomsten in clubverband worden genoemd waarbij obscure afspraken zouden zijn gemaakt.
Drie factoren bepaalden de groei van de dubieuze Zuid-Limburgse bouwpraktijken: de politieke monocultuur, de weerzin tegen het zich superieur gedragende Holland en de krachtige financiële injectie van 10,4 miljard gulden van het rijk om de mijnsluiting te compenseren. Limburg was lange tijd een corporatieve, katholieke, eenpartijstaat. Er heerste een politieke monocultuur, eerst van de KVP, later van het CDA, zonder oppositie van betekenis. Een kleine elite bestuurde de provincie, gesteund door een fijnmazig netwerk van fanfares, schuttersverenigingen, werkgeversvereniging, exclusieve clubs en de enige ware kerk. Wie protesteerde, kon niet op vergeving rekenen. Het wegenbouwbedrijf Kunicon spande bijvoorbeeld een procedure aan omdat het de laagste inschrijving op een aanbesteding in Meerssen had en de opdracht toch niet kreeg. Kunicon won de procedure maar kreeg geen werk meer van Meerssen en andere gemeenten. De Meersensse wethouder had daarmee al gedreigd. De onkreukbare principes eindigden in faillissement.
Het Limburgse politieke cadeaustelsel was, anders dan in de rest van het land, systematisch van karakter. Door de absolute meerderheden (in de provincie tot in 1987) ontbrak echter de prikkel om oude mores te veranderen. Ook de PvdA raakte in haar succesvolle opmars in de jaren zeventig en tachtig besmet met de lokale usances.
Met hun zogenoemde ‘bourgondische bestuurscultuur’ zetten zuiderlingen zich af tegen Holland, waar Limburg een wormvormig aanhangsel van is, met een ‘gouverneur’ aan het hoofd. Volgens Dohmen voelden Limburgers in de jaren zestig nog een drang om een blok te vormen tegen de Hollanders. Toen minister Den Uyl van economische zaken in 1965 grootscheepse bijdragen aankondigde om de sluiting van de mijnen te compenseren, sloegen de bouwheren en aannemers de handen ineen om de opdrachten zoveel mogelijk ‘onder ons’ te houden. Het Rijk liet de lokale bestuurders grote vrijheid om de miljarden te besteden. Ondernemingen van buiten werden geboycot, want de lokale werkgelegenheid moest worden bevorderd. Ambtenaren en gedeputeerden lieten nieuwe plannen bijtijds uitlekken naar betalende zakenrelaties of bedrijven waar ze op de loonlijst stonden. Gemeenten hadden een huisaannemer die, tegen persoonlijke vergoedingen aan politici, alle werken kregen.
Veel leden van deze vriendenrepubliek zijn er goed uitgesprongen. Het Ruijtersconcern – groot geworden door voorkennis van politieke besluiten, opdrachten van politieke vrienden en betrokken bij de SBDI-affaire – is nu uitgegroeid tot een landelijke parkeergaragegigant en makelaar met de omstreden drs. G. Ruijters als grootaandeelhouder. J. Reijnen, de CDA-burgemeester van Heerlen met vele bijbanen, werd bij zijn afscheid geridderd en bevorderd tot voorzitter van het ABP. In die functie was hij in het geheim commissaris bij een bouwconcern waaraan hij informatie doorspeelde. Over zijn dubieuze ingrepen bij beleggingstransacties verscheen een zwartboek van de afdeling onroerend goed van de ABP. Bij zijn vertrek in 1994 werd hij toch Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ook de gang van zaken rond het bedrijf Aqua Terra is duister gebleven. Dat bedrijf, gedeeltelijk eigendom van een Caraibische brievenbusfirma, kreeg voor een prikje een gebied ter exploitatie dat driemaal zo uitgestrekt is als de Loosdrechtse plassen. Er kwamen hekken en iedereen moest voortaan voor een picknick of zonnebad aan de oevers entree betalen.
Veel andere vrienden zijn aan gerechtelijke actie ontsnapt of slechts mild veroordeeld. Uiteindelijk kregen vier wethouders, drie burgemeesters en twee ambtenaren straffen die varieerden van een maand tot een jaar voorwaardelijke cel en geldboetes van 2500 tot 25.000 gulden. De Nederlandse rechtspraak en wetgeving was niet op grote corruptiezaken ingericht.
De rijksrecherche kritiseerde de traagheid van het openbaar ministerie. Maar Justitie werd in haar opsporingspogingen afgeremd door het landelijke CDA dat electorale schade vreesde. De frauduleuze financiën van Maastricht werden niet onderzocht door de belastingdienst maar door oud-minister Cees van Dijk (CDA’er van CHU-huize), die geen strafbare feiten constateerde in een volgens Dohmen ‘verbloemend’ rapport, waarop geen gerechtelijke actie volgde.
Wel werden overal in Limburg de regels aangescherpt. Aanbestedingen werden openbaar. Nieuwe bepalingen voor het aannemen van geschenken en bijbanen werden opgesteld, in sommige gemeenten strenger dan in andere. Steekpenningen waren niet langer aftrekbaar van de belasting. Maar op zich zijn nieuwe reglementen geen garantie tegen misbruik. Ook met openbare aanbestedingen kan worden gesjoemeld. Ondertussen is het sociale klimaat van Limburg veranderd. Want de miljardeninvesteringen van het Rijk hebben bijgedragen aan de afkalving van de Limburgse politieke monocultuur. Bovendien was Limburg geen Italiaans Mezzogiorno. Er zijn heel wat steekpenningen geïnd maar de aannemers leverden deugdelijk werk. Er stortten geen gebouwen of bruggen in. De voormalige mijnstreek heeft misschien te weinig geprofiteerd van de subsidiestroom maar Maastricht is van een vergeten provinciestad een bekende Europese metropool geworden, een boomtown met een eigen universiteit, een toonaangevend Congrescentrum en Europese instituten.
Limburg is wat minder gul en misschien wat minder humoristisch en carnavalesk dan het was maar wel gastvrijer voor buitenstaanders. ‘D’n Hollender’ is niet beter dan de Limburger – elders zijn ook schandalen – maar de diversiteit, politiek en sociaal, heeft Limburg goed gedaan. De vriendenclubs wilden Limburg ontwikkelen door de provinciale grenzen voor bouwondernemers te sluiten maar de ware emancipatie heeft juist door massale import van buitenstaanders en vermenging plaatsgehad.