Boekrecensie ‘De geur van kolen’ van Joep Dohmen
Trouw
4 januari 2014
Een familiegeschiedenis in de stijl van ‘Het Pauperparadijs’, pakkend en af en toe droogkomisch opgeschreven
Henriëtte Lakmaker
“Heerlen was niks, is niks en Heerlen wordt niks”, zei burgemeester Toine Gesel in 2009. Nog steeds roept de stad associaties op met coffeeshops, drugs, armoede en sociaal verval. Dat was ooit anders. Van 1900 tot ver in de twintigste eeuw was Heerlen een levendige stad. De kolenmijnen brachten voorspoed, en zorgden voor een rijk cultureel leven.
In de jaren zestig was de stad nog altijd doordesemd van de kolen. Joep Dohmen rook als jongen ‘de weeïge geur van briketten’. De NRC-journalist schetst in zijn boek ‘De geur van kolen’ hoe zijn voorouders en ouders de maatschappelijke ladder beklommen, en lardeert hun verhaal met dat van hun stad.
Dohmen – bekend van de onthullingen over misbruik in de katholieke kerk – wilde weten hoe zijn familieleden in het leven stonden, hoe hun wereld eruit zag. Dat laatste letterlijk: het boek laat naast een stamboom van zijn familie, ook een kaart van Heerlen en omgeving zien. Door nauwgezet speurwerk weet Dohmen een scherp beeld op te roepen van zijn familie en hun stad, geschreven in een pakkende, soms droogkomische stijl.
Ook voor niet-Limburgers is ‘De geur van kolen’ aanbevelenswaardig. Het boek past in een rijtje van familiegeschiedenissen zoals ‘Het Pauperparadijs’ van Suzanna Jansen (2008) en ‘Ons kamp’ van Marja Vuijsje (2012), die hun persoonlijke historie schreven tegen het decor van een streek of stad. Wiel Kusters bracht vorig jaar ‘In en onder het dorp’ uit, over zijn familie in de Limburgse mijngebieden. Dat is door de vele eigen herinneringen en gedichten van Kusters eerder een egodocument dan het boek van Dohmen, waarin de schrijver meer afstand bewaart tot zijn familieleden.
Dat doet Dohmen niet zonder warmte en met aandacht voor details. Zo beschrijft hij grootvader Jozef, een zenuwachtige man die thuis vervaarlijk kon vloeken. Grootmoeder Angela was een keurige katholieke huisvrouw. Jozef moest van zijn vader, een mijnwerker, doorleren. Hij zou het ver brengen: chef administratie op het bureau van de Staatsmijnen.
In de eerste decennia van de mijnbouw heersten wildwest-achtige toestanden vol dronkenschap en criminaliteit. Heerlen werd een ‘kunstmatige stad’. De bewoners, uit alle windstreken, hadden maar één band: de mijn. Langzamerhand kreeg de katholieke kerk hen in het gareel. De mijnen investeerden met de overheid en de kerk in woningen, scholen en openbaar vervoer.
De vader van Dohmen, Hub, was een brave burger die groepsreizen naar Rome en Tirol maakte, een nauwgezet man met ontzag voor autoriteit en regels. In een koffer vond zijn zoon Joep netjes gevouwen aantekeningen over de verhoudingen op Hubs werk bij de gemeente. Daar heersten Voskuilse toestanden: er werd gepest, kantoorartikelen vlogen door de lucht. Hub leed zwaar onder de spanningen.
Bij die gemeente is sinds 1926 Marcel van Grunsven de baas. Hij gaf de stad een nieuw gezicht, met als hoogtepunt het ‘Glaspaleis’, een ultramodern warenhuis. Tijdens de bezetting had de burgemeester in oorlogstijd nazi’s onder zijn beste vrienden, en hij verleende medewerking bij tal van maatregelen die de (Joodse) bevolking troffen. Het is zijn tegenstanders niet gelukt om hem aan te klagen. Dohmen verweeft dit relaas met de geschiedenis van zijn familieleden, zoals de foute oudtante die op een kaart de opmars van de nazi’s bijhield. Daartegenover stond zijn vader, die de bewegingen van de geallieerden volgde.
Van Grunsven zou tot 1961 aanblijven als burgemeester. De eerste berichten van een kolencrisis bereiken dan de stad. Olie en aardgas bedreigen de hegemonie van het steenkool, Heerlen luistert niet naar de onheilsvoorspellingen. In de jaren zeventig sluit de laatste mijn; Heerlen verarmt. Bewoners trekken weg uit de ‘dope- en sloopstad’, ook de meeste kinderen-Dohmen. Achterblijvers voelen zich in de steek gelaten door de autoriteiten. In de woorden van Dohmen: Heerlen had nooit een plan-B.
Joep Dohmen: De geur van kolen.Leon van Dorp, Heerlen; 250 blz. EUR 19,50